Bij het passeren van het tegemoetkomende verlichte voertuig heeft de bestuurder:
Om het rijden van de verlichte tegenligger te volgen, om te voorkomen dat u in ingeschakelde lichten kijkt om verblinding en kortstondig verlies van scherp zicht te voorkomen.
Om het spoor van de tegenligger in de gaten te houden door in ingeschakelde lichten te kijken; geen verblinding en kortstondig verlies van scherp zicht kan niet optreden gedurende zo'n korte tijd.
Alleen mijn eigen rijrichting volgen. Gedrag van tegenliggers levert geen gevaar op.