Bij het rijden met een voertuig in een tunnel en het voertuig valt uit waardoor het voertuig niet kan bewegen:
Noch de bestuurder, noch de passagiers mogen roken of een open vlam manipuleren. Als een aparte verwarmingseenheid wordt gebruikt voor het verwarmen van het defecte voertuig, moet deze in de tunnel worden uitgeschakeld.
De bestuurder hoeft het voertuig niet als verkeersobstakel te markeren.
De bestuurder en passagiers van het pechvoertuig mogen in het voertuig blijven als de pech is gemeld bij de politie of de tunneltoezichthouder.