Een bestuurder mag alleen van rijstrook wisselen als:
Hij/zij belemmert een andere bestuurder niet die rijdt op de rijstrook die de andere bestuurder betreedt; hij/zij waarschuwt niet voor verandering van richting.
Hij/zij brengt de bestuurder niet in gevaar bij het rijden op de rijstrook die de andere bestuurder betreedt; hij/zij waarschuwt niet voor verandering van richting.
Hij/zij brengt geen andere bestuurder in gevaar of beperkt het rijden op de rijstrook die de andere bestuurder betreedt; hij/zij moet waarschuwen voor verandering van richting.