Een bestuurder van een motorvoertuig kan lichtgevende waarschuwingen geven met het kort, knipperend inschakelen van de rijlichten of het inschakelen van de dim- en rijlichten:
Alleen buiten een gemeente bij het inhalen om de bestuurder van het ingehaalde voertuig te waarschuwen.
Alleen om te waarschuwen voor dreigend gevaar of om de bestuurder van een ingehaald voertuig te waarschuwen.
Wanneer hij/zij andere bestuurders wil waarschuwen voor wegcontrole.