Het slepen van motorvoertuigen op autosnelwegen en op een weg voor motorvoertuigen is alleen toegestaan:
Op de schouder (in de noodstopstrook).
Wanneer het mogelijk is om op een vlakke ondergrond een snelheid te bereiken van minimaal 60 km/u.
Wanneer het nodig is om het van de autosnelweg of van de weg voor motorvoertuigen te verwijderen. Het voertuig mag alleen naar de dichtstbijzijnde afrit worden gesleept, waar het de autosnelweg moet verlaten.